Wil Vlaanderen evolueren van een verzameling slimme eilanden naar een duurzame slimme regio, dan is er een gemeenschappelijk (open) data-beleid nodig en een onderliggende infrastructuur die data uitwisselbaar maakt. Een nieuwe Vlaamse Open City Architectuur (VLOCA) moet daarvoor zorgen.
We kennen geen miljoenensteden in Vlaanderen. Toch zijn we met ons dichte netwerk aan centrumsteden een van de meest verstedelijkte regio’s ter wereld, met alle stedelijke uitdagingen van dien. Bij de publieke sector stijgt het inzicht dat technologie kan helpen om problemen op te sporen en aan te pakken. Een groeiend netwerk aan sensoren genereert immers steeds meer data. Die data kunnen de basis vormen voor een wetenschappelijk onderbouwd beleid om het stadsleven aangenamer, duurzamer of veiliger te maken. De technologische uitwerking daarvan wordt door imec onderzocht in het City of Things-programma. Nadat eerst de Antwerp Smart Zone als digitale proeftuin werd opgezet, werd het City of Things-concept opgeschaald naar heel Vlaanderen. Na twee subsidie-oproepen van het Vlaams Agentschap voor Innovatie en Ondernemen zijn intussen 44 goedgekeurde pilootprojecten van start gegaan in verschillende steden en gemeenten.
In de verkennende fase focusten de besturen zich vooral op technologische oplossingen om de eigen lokale beleidsuitdagingen aan te pakken. Toch is het van belang dat dergelijke oplossingen niet naast elkaar blijven bestaan, zeker wanneer de uitdagingen de beleidsdomeinen overschrijden. Bovendien kan een stadsbestuur elke zes jaar veranderen, waarna weer andere prioriteiten op tafel komen. De praktijk leerde dat er een duidelijk afsprakenkader nodig is. Door data en digitale diensten uitwisselbaar te maken, kan technologie de kloof tussen verschillende beleidsniveaus helpen overbruggen, zowel binnen als tussen steden. Een gedeeld technologisch ecosysteem en een gestandaardiseerde aanpak zijn essentieel om van een slimme stad naar een slimme regio te evolueren.
Op dat vlak werden de voorbije drie jaar al een aantal belangrijke stappen gezet binnen het Smart Flanders-programma. Dit ondersteuningsprogramma van de Vlaamse Overheid, gecoördineerd door de imec-onderzoeksgroep SMIT aan de VUB en in nauwe samenwerking met de imec-onderzoeksgroepen MICT en IDLab aan de UGent, ondersteunde de dertien centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor Brussel in het opzetten van een gezamenlijk open data-beleid. Het Smart Flanders-programma voorzag bijvoorbeeld in modelclausules rond data voor aanbestedende overheden. Een van de voornaamste verwezenlijkingen was het Open Data Charter, waarin twintig gezamenlijke principes opgesteld werden om data op een duurzame manier open te stellen, ondertekend door de centrumsteden en door de Vlaamse Overheid.
Onder impuls van het Smart Flanders-programma is bij de centrumsteden veel bewustwording ontstaan over het belang van gedeelde afspraken rond open data, maar er ligt ook nog veel werk op de plank. Datasets worden slechts in beperkte mate ontsloten en ook de besturen die niet betrokken werden in het Smart Flanders-programma moeten nu aan de slag kunnen. Intussen zitten die lokale besturen noch de private spelers stil. Er worden allerhande oplossingen ontwikkeld om data te capteren, te verwerken en om te zetten naar informatie om beleidsbeslissingen te nemen. Die ontwikkelingen vinden momenteel gefragmenteerd plaats, wat tot problemen kan leiden. Verschillende steden willen bijvoorbeeld drukte op straat in kaart brengen. Aangezien ze beroep doen op verschillende technologieën en verschillende leveranciers om de bezoekersstromen te monitoren, is daarbij niet altijd duidelijk wat waar precies gemeten wordt. Uniforme meetmethodes zijn nodig als je op een ander beleidsniveau van dergelijke informatie gebruik wil kunnen maken. Om de wildgroei aan lokale initiatieven te stroomlijnen en de interoperabiliteit van data en applicaties mogelijk kan maken, is er nood aan een overkoepelende Vlaamse structuur.
In dat kader kende de Vlaamse Regering op 20 december 2019 een subsidie toe voor de ontwikkeling van een Vlaamse Open City Architectuur (VLOCA). In opdracht van het Agentschap Binnenlands Bestuur zal een gedragen referentiekader ontwikkeld worden voor projecten in slimme steden, gemeenten en regio’s in Vlaanderen. De twee strategische onderzoekscentra imec en VITO ondersteunen de uitwerking daarvan op basis van hun complementaire expertise. Een deel van het team dat het Smart Flanders-programma begeleidde, is betrokken om het draagvlak dat al werd opgebouwd verder te versterken. De ambitie van het twee jaar lopende project is het definiëren van een open city architectuur waarop overal in Vlaanderen gestandaardiseerde componenten kunnen gebouwd worden.
Die gemeenschappelijke data-architectuur zal niet top-down uitgetekend worden, maar zal voortbouwen op de basis die er al ligt, in samenwerking met de lokale besturen, het bedrijfsleven, academici en burgerinitiatieven. Er zijn de laatste jaren immers verschillende initiatieven ontstaan om het lokale niveau te overstijgen. We illustreren dit met een drietal open city platformen die vanuit steden zelf zijn ontwikkeld. Antwerpen heeft zijn eigen softwareplatform ACPaaS (Antwerp City Platform as a Service). Met het OCAPI-project (Open City Application Programming Interface) onderzoeken V-ICT-OR en Digipolis of het Antwerpse platform kan doorontwikkeld worden naar een platform waarop elke Vlaamse gemeente of overheidsdienst toepassingen kan bouwen, zonder daarbij zijn eigenheid te verliezen. De Limburgse gemeenten verenigen zich dan weer in het Smart Regio Limburg (S-LIM) project dat van Limburg één slimme regio moet maken. Nog een aantal andere gemeenten zijn in het consortium Lokale Besturen 365 gestapt voor gezamenlijke aanbestedingen rond innovatieve dienstverlening.
De volgende stap moet erin bestaan om de krachten te bundelen. Om versnippering tegen te gaan en ervoor te zorgen dat dezelfde informatie door alle besturen kan gebruikt worden, is een eengemaakte architectuur nodig. Daarom moet onderzocht worden hoe de verschillende open city-platformen kunnen gekoppeld worden. Door gemeenschappelijke standaarden af te spreken waarop iedereen zijn componenten kan ontwikkelen, kunnen we ervoor zorgen dat overal in Vlaanderen dezelfde (digi-)taal wordt gesproken.
Gepubliceerd op:
25 mei 2020