Mobiliteit is een van de sleuteldomeinen in de Europese en landelijke ambities om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Daarbij wordt zowat altijd in een adem het doel uitgesproken om een duurzame modal shift te verwezenlijken, zowel voor personenvervoer als voor goederenvervoer. Maar hoe overtuig je mensen en bedrijven hiervan? Volgens imec’ers Anne-Marie Van Asbroeck en Filip Gosselé kan het optuigen en inzetten van data spaces een belangrijke versnelling teweegbrengen in deze gewenste transitie. Anne-Marie Van Asbroeck is manager van het Vlaamse Mobilidata programma en is stuurt ook een team aan van experten mobiliteit & logistiek binnen imec. Filip Gosselé is o.a. projectleider van het door imec gecoördineerde Europese CEF-project (Connecting Europe Facility) GreenMov.
De belofte van meer data-uitwisseling
Anne-Marie Van Asbroeck: “De voorbije jaren is, mede onder impuls van de Europese wetgeving, in Vlaanderen veel voortgang geboekt in het genereren en ter beschikking stellen van mobiliteitsdata. Zo is er het Europese initiatief van de National Access Points of NAP’s die als doel hebben om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van mobiliteitsdata over de Europese landsgrenzen heen te vergroten, zodat reizigers kunnen rekenen op accurate navigatie- en reisinformatiediensten.
Binnen VLOCA, de Vlaamse Open City Architectuur, is er gewerkt rond het concept van ‘hoppinpunten’. Dat zijn plaatsen waar je als reiziger of pendelaar een keuze kan maken tussen verschillende vervoersmogelijkheden voor het vervolg van je traject. Denk aan treinstations met een kiss-en-ride parking, een taxistopplaats, tram- of bushaltes en een verzamelpunt voor deelsteps of -fietsen. Ondersteunend daaraan is onderzocht hoe je vlotte toegang kan geven tot relevante data: bijvoorbeeld de actuele dienstregeling van het openbaar vervoer of de beschikbaarheid van deelmobiliteit. Voor het goederenvervoer, of logistiek, zie je gelijkaardige bewegingen. Het gaat daar vaak om andere spelers, maar hun uitdaging is gelijkaardig. Trein, truck of binnenvaart: hoe krijg je een container die in de haven aankomt optimaal het hinterland in? En welke data is er nodig om dit traject zo snel en goedkoop mogelijk af te leggen?”
In deze contexten is veel van de nodige infrastructuur en onderliggende data al aanwezig. Alleen is het niet altijd eenvoudig om er vlot toegang toe te krijgen. Zo moet je als pendelaar vaak toch door meerdere sites of apps scrollen om de nodige inzichten te vergaren. Expeditiebedrijven zijn erop gericht om hun klanten wegwijs te maken in het kluwen van mogelijkheden tussen vraag en aanbod om een container van plek a naar b te krijgen. Een vlottere data-deling, bijvoorbeeld over de beschikbaarheid van goederentreinen en binnenvaart, zou hierin een grote optimalisatie kunnen betekenen. En dus ook een snellere transitie naar alternatieve vervoersmiddelen.
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want bij het uitwisselen van gegevens en het koppelen van systemen komen heel wat eisen en condities om de hoek. Zijn de gegevens bruikbaar en kunnen systemen überhaupt elkaars gegevens uitlezen en interpreteren? Kan het veilig en wie is daar verantwoordelijk voor? Wie mag er toegang hebben tot de data, en onder welke voorwaarden kunnen gegevens gedeeld worden? Dankzij de ontwikkeling van data spaces kunnen deze vragen weldra een sluitend antwoord krijgen en dit voor elke nieuwe context die zich voordoet.
Het belang en de schaalbaarheid van data spaces
Filip Gosselé: “Om de doelstellingen van groene mobiliteit te kunnen realiseren, bouwen we in het Europese GreenMov project aan datastandaarden en interoperabiliteit voor een vlottere datadeling en datahergebruik. In de Vlaamse use case vertrekken we vanuit de idee dat het handig zou zijn als je vóór je treinvertrek zou kunnen checken of er bij je eindhalte nog een deelfiets beschikbaar zal zijn. We combineren hiervoor de real-time data van de NMBS met de real-time gegevens van de deelfietsen van Blue-bike. Data spaces zouden het verzamelen van deze, en vele andere gegevens, kunnen standaardiseren en vereenvoudigen. Op dit moment worden zowel publieke als private aanbieders bijvoorbeeld geconfronteerd met terugkerende investeringen telkens ze hun data voor een andere aanvrager of andere toepassing ter beschikking moeten stellen. Wat niet altijd fair is, omdat zij als aanbieders van de data niet altijd de vruchten plukken van wat de gebruikers ervan ermee doen.”
Dankzij de standaarden waarmee data in data spaces worden ingebracht, volstaat een eenmalige inspanning vanuit de aanbieder ervan. Zo wordt in Vlaanderen bijvoorbeeld gewerkt met de LDES-standaard. LDES staat voor linked data event streams en zorgt er onder andere voor dat je de data publiceert als updates en veel flexibeler kan inspelen op wijzigingen, zowel op het vlak van hoe snel de aangeboden data verandert als op het vlak van welke informatie een gebruiker uit de data naar voor wil halen. Een aanbieder van data zal met andere woorden slechts eenmaal een investering moeten doen om zijn gegevens via de LDES standaard aan te bieden en niet telkens de toegang (bv. API) moeten aanpassen voor nieuwe vragen of toepassingen.
Het gegevensbeheer in een data space is sowieso decentraal georganiseerd en de gegevens blijven beheerd door de eigenaar ervan. Toegang voor externen kan je dan zelf instellen. Dankzij de onderliggende standaarden moet je de data ook maar een keer correct inrichten en zijn ze bij elke update en nieuw scenario meteen inzetbaar.
Eigenlijk zorgen data spaces voor een duidelijke opsplitsing en interface tussen aanbieders en afnemers van data. Waarbij alles zodanig is geregeld dat een groot en wisselend aantal datastromen en transacties mogelijk zijn zonder dat de betrokken partijen (telkens) rechtstreeks bij elkaar moeten aankloppen. En er tegelijk een wederzijdse garantie is dat alles correct en in vertrouwen kan verlopen. Zo zijn aanbieders van data meestal bezorgd over de veiligheid en privacy van de gegevens die ze bezitten, maar ook of ze er correct voor vergoed worden en niet onnodig mogelijke inkomsten laten liggen. Voor afnemers van data is het dan weer belangrijk om vertrouwen te hebben in de beschikbaarheid, consistentie en kwaliteit van de data. Doordat al deze ‘bezorgdheden’ standaard ingebouwd zitten in data spaces, wordt het meteen een heel schaalbare oplossing.
Data spaces voor mobiliteit in Vlaanderen
Op Vlaams en op Europees niveau richt een toenemend aantal initiatieven zich op de ontwikkeling van data spaces. Zowel op het vlak van generieke afspraken, bouwblokken en standaarden als op het opzetten van data spaces rond specifieke thema’s.
Anne-Marie Van Asbroeck: “We kijken met veel interesse naar de ontwikkeling van mobility data spaces in Duitsland en proberen ook andere best practices uit het buitenland boven water te krijgen. Er gebeurt namelijk heel wat, maar het is vaak nog in verschillende smaken en kleuren. De toegankelijkheid en decentrale karakter van initiatieven zijn voor ons de belangrijkste kenmerken om op te filteren, omdat deze ook essentiële kenmerken zijn van data spaces. Het Digital Transport and Logistics Forum (DTLF), is bijvoorbeeld een relevant netwerk in de logistiek dat we vanuit imec voor Vlaanderen actief volgen. Het is een expert groep van de Europese Commissie die publieke en private spelers samenbrengt, onder andere voor het ontwikkelen van Europese standaarden rond datadeling in de logistieke sector.”
In Vlaanderen is Mobilidata een belangrijke context die relevante mobiliteitsdatabronnen voor een dertigtal concrete toepassingen verzamelt en op een gestandaardiseerde manier ontsluit. Hoewel het programma zelf daarbij niet gericht is op het uitrollen van data spaces, bevat het wel veel resultaten die later ingezet kunnen worden bij het delen van data via data spaces. Ook is er de Vlaamse Smart Data Space (VSDS) waarin mobiliteit een belangrijke use case is en bijvoorbeeld gegevens van de tellussen op fietsostrades of over beschikbare parkeerplaatsen in steden worden beschikbaar gemaakt.
Een belangrijk Vlaams initiatief voor de logistieke sector is het Physical Internet Living Lab (PILL). Het door VLAIO gefinancierde programma wil transportnetwerken onderling met elkaar verbinden via de uitwisseling van data zodat vrachtvervoer van start tot bestemming zo optimaal mogelijk kan verlopen.
De strategie in de huidige ontwikkeling is om op basis van concrete toepassingen met de nodige actoren de basisinfrastructuur op te zetten voor data spaces en deze te voorzien van de eerste aanbieders en afnemers van data. Tegelijk start, mede dankzij artikels zoals deze, een brede oproep aan een veelheid aan partijen die nu of in de toekomst willen aanhaken. Met daarin op korte termijn een dubbelle vraagstelling. Die is enerzijds om proactief bijkomende use cases en toepassingen aan te dragen waarvoor data spaces een meerwaarde kunnen bieden. En anderzijds om zoveel mogelijk bestaande databronnen beschikbaar te maken in projecten en standaarden die de ontwikkeling van data spaces ondersteunen.
Meer weten?
Als onderzoeksinstituut wil imec de kennis die we hebben opgebouwd zoveel mogelijk delen met anderen - inclusief onze expertise over data spaces.
Hebt je een vraag over data spaces? Wil je samen met een neutrale partij testen of een data space een meerwaarde kan bieden voor jouw use case/project? Neem dan contact op met bart.matthys@imec.be.
Gepubliceerd op:
22 februari 2023