Hoe zien onze steden er in 2030 (en later) uit? Vinden we de juiste balans tussen mobiliteit, wonen, werken en ontspannen? Enkele experts kijken vooruit en zien in de stad van de toekomst vooral een rol voor de mens.
Bekijk hier de videoreportage:
Het valt op bij de toekomstvisie op de stad van de experts. Geen veelheid aan technologische snufjes of spectaculaire innovaties. Wel een heel menselijk beeld. “Een bekende stedenbouwkundige, Jan Gehl, deed een interessant experiment. Aan een plein stonden bankjes die richting het plein keken en bankjes met de rug naar het plein. Steevast waren alle bankjes gericht naar het plein bezet en de andere niet. Dat is omdat we graag naar elkaar kijken en elkaar observeren.” Dat vertelt Marianne Lefever, architect, urban futurist en healthy city design expert.
Een stad op mensenmaat
Dat merkte Marianne Lefever tijdens haar internationale parcours: ze woonde en werkte in grootsteden in de VS, Canada en Nederland. Daar zag ze terugkerende patronen, namelijk dat we sociale wezens zijn. Een leefbare stad is dan ook in eerste instantie een stad op mensenmaat, die ontmoetingen moet faciliteren.
Een belangrijk instrument daarvoor is de indeling van de beschikbare publieke ruimte van een stad. Karen Vancluysen is secretaris-generaal van POLIS, een organisatie van steden die werken aan innovatieve mobiliteit en die de brug slaat tussen het Vlaamse niveau en Europa: “Als je kijkt hoeveel stedelijke ruimte ingericht is voor autoverkeer in vergelijking met fietsers en voetgangers, dan is dat fundamenteel oneerlijk. In een stad waar openbaar vervoer en deelplatformen de ruggengraat vormen van een duurzaam mobiliteitssysteem krijg je automatisch een stad waarin ook meer mensen wandelen en andere vervoerswijzen meer prioriteit krijgen.”
Zij zag een versnelling in die herverdeling van stadsruimte tijdens de Covid-pandemie. “In binnen- en buitenland gingen steden hun openbare ruimte gaan herverdelen in het voordeel van fietsers en voetgangers. Maar ook bijvoorbeeld door parkeerplaatsen in te ruilen voor terrassen, groen of bankjes. Dat maakt de stad meteen veel aangenamer.”
Van ‘slimme stad’ naar ’15-minutenstad’
Als het gaat over dergelijke nabijheid en elkaar ontmoeten, kom je al snel bij het concept van de 15-minutenstad: de stad waarbij je vanuit eender welke plek op maximaal vijftien minuten toegang hebt tot alle voorzieningen. Het idee hiervan is ontstaan bij de toekomstvisie op de districten en wijken in Parijs en stadsplanners nemen het in toenemende mate over.
“Een stad is een magneet. Mensen komen daar heel graag naartoe en geraken erdoor geïnspireerd.”
(Tanguy Ottomer)
Marianne Lefever: “Wat ik zo mooi vind aan het idee, is dat het niet enkel gaat over de klassieke voorzieningen als een supermarkt of gezondheidszorg, maar echt kijkt naar alles wat een burger nodig heeft om een rijk en vol leven te leiden. Waarbij het dan ook gaat over ontspanning, cultuur, onderwijs en toegang tot natuur als essentiële elementen waar iedereen toegang toe moet hebben.”
Het is een visie die ook Tim Verheyden, journalist en reportagemaker bij VRT NWS, heel erg aanspreekt: “Ik ben in Brussel komen wonen om bepaalde verplaatsingen niet te moeten maken en aan levenskwaliteit te winnen. Waar ik woon is gelukkig een heel groene omgeving, maar dat is zeker niet voor iedereen in Brussel zo. Tegelijk moet ik me dan weer relatief ver verplaatsen om kwaliteitsvolle horeca en winkels te vinden. Dus op deze vlakken kan de inplanting als onderdeel van een leefbare stad in elk geval veel creatiever en slimmer.”
“In ‘de stad van 15 minuten’ kan je op 15 minuten afstand toegang hebben tot alle diensten via duurzame verplaatsingen.”
(Karen Vancluysen)
De gezonde stad: groen en duurzaam
Tim Verheyden raakt daarmee een belangrijk punt aan: hoe maak je een stad die zowel voorziet in je comfort alsook groen en gezond is? Marianne Lefever heeft er alvast een duidelijke visie op: “Ik krijg vaak de vraag of de stad ons gezonder gaat maken. De stad is geen medicijn, maar kan wel preventief werken. Ik denk dat stadsmakers de verantwoordelijkheid hebben om een leefomgeving te creëren die zo gezond mogelijk is, die gezond gedrag stimuleert en zeker niet tegenwerkt.”
Een belangrijk ingrediënt daarin is groen, aldus de urban futurist. “Contact met de natuur – en dat kan gaan van een klein bloemperkje tot een park of bos, is superbelangrijk om mensen te motiveren om te bewegen en voor onze mentale gezondheid. We worden bijvoorbeeld rustiger en ons cortisolniveau gaat naar beneden als we in contact zijn met de natuur.”
“De stad van de toekomst is een stad waar je als mens, als bewoner, kan ademen. En waarvoor ik niet met mijn zoontje naar de Ardennen moet.”
(Tim Verheyden)
Een stad waar je kan ademen
Karen Vancluysen: “Natuur, duurzaamheid en klimaat dienen momenteel zowat als paraplu waar van alles onder valt: wat goed is voor luchtkwaliteit is meestal ook goed voor het klimaat. En wat goed is voor verkeersveiligheid, is vaak ook duurzaam. Het hand in hand gaan van dergelijke onderwerpen is een belangrijk vertrekpunt om ook op beleidsniveau tot een geïntegreerde aanpak te komen. Europa heeft de missie gelanceerd om tegen 2030 honderd klimaatneutrale steden te hebben, dus er is in elk geval interesse en draagvlak om dit vanuit een geïntegreerde benadering aan te pakken.”
Maakt technologie onze steden beter in de toekomst?
Een van de hamvragen in de stad van morgen is welke rol technologie erin zal spelen. Welke technologie zal bepalend worden voor de manier waarop we in steden leven? Over één ding zijn enkele experts het in elk geval unaniem eens: technologie moet ten dienste staan van de mens en niet omgekeerd.
Stadsplanners zoals Marianne Lefever moeten oplossingen bedenken die alle belangen evenwichtig behartigen. Het gaat dan over leefbaarheid: gezondheid, voldoende groen, een juiste mix van voorzieningen, mobiliteit op maat,...
Steden anders plannen
Ze ziet daarin een boeiend samenspel tussen verschillende snelheden en dynamieken waarop technologie en maatschappij zich ontwikkelen: “Technologie kan op relatief korte termijn een impact hebben. En dat geeft een interessant spanningsveld met de effecten van stadsplanning, die pas op langere termijn zichtbaar worden. Ik zie hieruit een interessante beweging ontstaan en dat is dat we de stad niet langer tot de laatste bank en bloemenperk moeten uittekenen.” Voor stadsplanners betekent het dus een andere manier van werken: “Vroeger maakten we plannen voor twintig jaar en langer. Vandaag weten we zelfs niet hoe de stad er binnen tien jaar gaat uitzien.
Zelf eens goed nadenken
De experts verwachten alleszins geen sciencefictionverhalen. Ook geen stad waarin technologie dominant aanwezig is. Maar wel een stad waar het – mede dankzij technologie – aangenaam vertoeven is. Een concreet voorbeeld daarvan is URBANAGE. Concreet moet het project onze steden aangenamer maken voor ouderen. Artificiële intelligentie, digital twins, bigdata-analyse,... Het zijn maar enkele innovaties die in het project een belangrijke rol spelen.
VRT-journalist Tim Verheyden woont en werkt in Brussel. Hij getuigt vanuit zijn eigen ervaringen in Brussel en ziet een belangrijke rol weggelegd voor onszelf: “hebben we technologie nodig om dit voor ons in te vullen en onze levenskwaliteit te verbeteren? Of moeten we vooral zelf eens goed nadenken over hoe we onze maatschappij en ons leven organiseren?”, vraagt hij zich af.
Data voor nieuwe toepassingen en inzichten
Hij denkt ook aan de rol van data en hoe we daar mee omgaan en zullen omgaan. “Data is soms zo moeilijk te definiëren. Wij denken dan aan data die we achterlaten online of metadata van mijn smartphone over hoe ik me verplaats. Maar geluidsoverlast, dat is ook data. Discussies over de rol van data en technologie zijn erg zinvol, maar tegelijk vaak ook heel abstract. Ik heb dan graag dat die begrippen tastbaar gemaakt worden. Bijvoorbeeld dat beleidsmakers op basis van tastbare data beslissingen nemen die zich vertalen in een leefbare stad. Een mooi voorbeeld zijn apps zoals fixmystreet.brussels waarin je kan aangeven dat er een probleem is en dat het dan de week erna opgelost is. Op zo’n manier zien mensen hun beleid, hun overheid in actie en dit in combinatie met technologie. Dit zijn ogenschijnlijk kleine ‘hebbedingen’, maar als je er voldoende van hebt, kunnen ze mijn leven als burger aanzienlijk vergemakkelijken.”
Opvallend: de burger wordt actief betrokken in die kleine technologische toepassingen. Een mooi voorbeeld daarvan is het ondertussen afgeronde Hackable City of Things-project, waarbij burgers volwaardige medeontwerpers werden van de slimme stad. Imec vroeg ze om hun ideeën aan te brengen en samen met ons de slimme stad van morgen vorm te geven. Wij zochten mee naar de juiste technologische oplossingen en data om de stad te ‘hacken’ en te verbeteren.
Dat leidde concreet tot het Klankentappers-project, dat als doel heeft het geluid in de stad beter in kaart te brengen, om zo ook te zien waar er overlast is en waar er maatregelen nodig zijn. Een eerste prototype van een omgevingsgeluidsensor werd ontwikkeld, die al in Gent en Antwerpen werd getest.
Niemand uitsluiten
Technologie in functie van de burger dus, en uitgerold samen met de burger. Karen Vancluysen, secretaris-generaal van POLIS, maakt wel een belangrijke bedenking daarbij: wat met kwetsbare groepen en mensen die geen toegang hebben tot technologie? Het kan, vaak onbedoeld, net ook mensen uitsluiten op die manier. Tanguy Ottomer, stadsgids in Antwerpen, denkt daarbij aan een passend en verrassend voorbeeld: straatmuzikanten die vandaag in de problemen kunnen komen nu cash geld plaats maakt voor digitale transacties.
Technologie mag geen doel op zich zijn. Het moet deel zijn van een bredere aanpak om de steden in Vlaanderen gezonder, veiliger, inclusiever, duurzamer,... kortom: beter te maken.
Wil je op de hoogte blijven wat imec in Vlaanderen doet?
Gepubliceerd op:
7 juni 2022