Boekenwinkel
In Tokyo, in het Ginza district, is er een boekenwinkel (Morioka) die elke week één boek verkoopt. Meerdere kopieën van dat boek weliswaar, maar slechts dat ene boek. Het boek als een kunstwerk, die ene winkelruimte als galerij. De ene week een roman, dan een biografie, een strip,… Volgens de eigenaar kan je op deze manier net méér bieden aan je klanten.
Dat vind ik nu zo’n verfrissend idee, zo’n mooi, verrassend, inspirerend idee. Een idee dat, als je de ontstaansgeschiedenis van die winkel erop naleest, niet uit het niets is ontstaan. Dat krachtige idee “A single room with a single book” is iets dat ik met een stad associeer. Ik hou ervan om door een stad te dwalen en dergelijke verrassende en verfrissende ideeën tegen te komen. Een stad, voor mij, heeft een hoge dichtheid aan dergelijke prikkelende initiatieven. Ze ontstaan er gemakkelijker, ze floreren er beter.
Verrassingen & technologie
Wat me aanspreekt is de serendipiteit ervan, de serendipiteit waardoor ze ontstaan, de serendipiteit wanneer je ze tegenkomt. Serendipiteit is een onverwachte maar plezierige ontdekking. Iets aangenaam verrassend waar je niet noodzakelijk naar op zoek was. Nu is die serendipiteit niet het enige wat van steden 'humanity’s greatest invention' maakt.
Steden zijn plekken waar we wonen, werken en/of ons ontspannen. Dat is een sterke vereenvoudiging, dat besef ik. Ik kom daar zo dadelijk op terug. Ik wil eerst nog éven stilstaan bij die serendipiteit. Die serendipiteit staat onder druk. Onderzoekers van imec aan de VUB hebben een test gedaan: ze namen twee gloednieuwe, identieke smartphones met als énige verschil de taal waarin ze werden ingesteld: de ene in het Nederlands, de andere in het Frans.
Stel dat je iets wil gaan eten, of een winkel wil bezoeken … deze twee quasi identieke smartphones gaven verschillend advies! Je krijgt van Google verschillende locaties aanbevolen, enkel en alleen gebaseerd op taal. Dat draagt het risico met zich mee dat digitale platformen voor échte impact zorgen in de levende, bewegende stad. Impact die de serendipiteit kan fnuiken. We onderzoeken dat verder met een interdisciplinair team van sociale wetenschappers en ingenieurs.
Dergelijk interdisciplinair onderzoek dat kijkt naar de rol van technologie in de publieke ruimte, is wat me bezighoudt, privé en professioneel. Die technologie beoogt natuurlijk vooral positieve impact op hoe we wonen, werken en/of ons ontspannen in onze steden. Ik vind het boeiend om te kijken hoe dat wonen, werken en ontspannen de boeiende, vloeiende, levende dynamiek van een stad uitmaken. Wat beweegt er, wie beweegt er in zo’n stad, en waarom, en waarheen?
Mobiliteit & fastfood
Hoewel onze verplaatsingen, zeg maar ‘mobiliteit’, op zich geen kernactiviteit is in de stad (je komt immers niet naar een stad om er mobiel te gaan zijn) maakt die mobiliteit een enorm deel van ons gebruik van de publieke ruimte uit. We zijn in steden om er te wonen, werken en/of ons te ontspannen, maar onze straten en publieke ruimte worden misschien wel disproportioneel ingenomen door die mobiliteit.
Ik noem de auto dan ook graag het fastfood van de stad. Net zoals die vlugge hamburger je honger kan stillen, lenigt die auto ook soms mobiliteitsnoden. Maar op termijn is dat ongezond voor je stad. De beperkte mobiliteitswinsten van die auto wegen niet op tegen de nadelen: die blikken dozen staan 95% van de tijd stil op kwaliteitsvolle, bovengrondse publieke ruimte. Ruimte waar terrasjes, banken, speeltuigen groen en blauw verdrongen wordt. Dat ongezonde fastfoodgedrag is niet houdbaar. Het maakt onze steden ziek. Ik wil de auto niet weren uit de stad, maar hij heeft een veel bescheidener rol nodig.
15-minutenstad
De focus op de ware rol van die stad, waar je woont, werkt en/of ontspant (mét serendipiteit uiteraard) komt mooi naar boven in een concept zoals de 15-minutenstad. In die 15-minutenstad zouden die essentiële activiteiten (zoals wonen, werken en ontspannen) op maximaal 15 minuten wandelen of fietsen moeten liggen. Dat zal zeker niet lukken voor alle activiteiten, en voor alle beroepen. Maar een slimme aanpak van stedenbouw, nieuwe mobiliteit, digitale technologie… moet dit in grote mate mogelijk kunnen maken.
Bij imec kijken we ook hoe we concepten zoals digitale tweelinge” kunnen inzetten om die 15-minutensteden te simuleren. Zo’n digitale tweeling is een online kopie van je stad, waarop je wat-alsvragen kan loslaten: Wat als we hier winkels inplannen? Wat als we van deze straat een woonerf maken?.
De stad is een levend, bruisend organisme, dat aan vele complexe invloeden onderhevig is. Ik zie het meeste heil in een aanpak die niet enkel op de efficiëntie van een stad focust, op de ordentelijke verhoging van de bevolkingsdichtheid. De aard, de geest van de stad, de goesting in een stad – dat wonen, werken en ontspannen moet centraal staan.
Het democratiseren van technologie, van de inzichten die uit die modellen en data komen, moet hiertoe kunnen bijdragen. Een stad moet als het ware door haar bewoners ‘hackbaar’ zijn, onze steden ‘hackable cities’. Een stad moet als het ware openstaan voor bottom-upverbeteringen.
Inclusie
Wat me persoonlijk ook erg aanspreekt, is hoe de huidige pandemie, en de diverse ‘bijeengehackte’ oplossingen voor een aantal mensen het wonen, werken en ontspannen effectief béter hebben gemaakt. Inclusiever. Mensen die door hun beperking of ziekte, door hun specifieke gezinssituatie zelden of nooit, of zeer moeilijk, konden participeren in ook de stimulerende aspecten van een stad. Workshops en debatten online volgen, meer thuisleveringen ... ik hoop van harte dat deze inclusieve sprong voorwaarts (die in het verleden vaak werd afgedaan als totaal onrealistisch) maximaal bewaard blijft. Ik vind dat essentieel en niet optioneel.
Al die nieuwerwetse concepten draaien om hetzelfde, om wat ook voor mij de essentie is. Kijk naar wat bewoners en bezoekers doen en willen doen in een stad. De geborgenheid, maar ook de serendipiteit. Ik wil bruisende, veilige, propere, gezellige, verrassende, inclusieve, speelse steden. Om dat te bekomen, zullen we onze steden wel eerst nog moeten afkicken van het fastfood dat de auto is. Maar ik heb er een goed oog in. Er is geen alternatief.
Meer weten?
Beluister hier de podcast “Atlas van kleine praktische Utopieën” van Klara met Jan Adriaenssens.
Ontdek onze andere projecten.
Jan Adriaenssens is directeur publieke technologie bij imec. Hij onderzoekt welke rol technologie constructief kan spelen in de maatschappij. Jan studeerde wiskunde in Antwerpen en filosofie in Londen. Hij deed vervolgens ervaring op met wetenschaps- en innovatiebeleid bij de Vlaamse overheid. Hij ging vervolgens aan de slag bij het onderzoekscentrum iMinds, dat in 2016 fuseerde met het onderzoekscentrum imec, waar hij begon als directeur van het City of Things programma. Als directeur publieke technologie geeft hij richting aan het technologisch onderzoek van imec in samenwerking met de publieke sector, bijvoorbeeld over onderwerpen zoals steden, duurzaamheid, mobiliteit en logistiek.
Gepubliceerd op:
2 maart 2021