AI is aan een opmars bezig. In de farmaceutische sector, bijvoorbeeld, worden computers getraind aan de hand van grote hoeveelheden data om te voorspellen of een kandidaat-medicijn wel of niet werkzaam zal zijn. Dat bespaart wetenschappers veel tijd.
De bijna ongelimiteerde kennis en het zelflerende vermogen van AI ten dienste stellen van de eerstelijnszorg – voor advies en een eventuele doorverwijzing van patiënten – lijkt me dan ook een logische volgende stap. Het zou ons toelaten om, ondanks personeelskrapte, steeds te voorzien in de meest kwalitatieve zorg. Bovendien is deze technologie niet alleen in het Westen relevant; ook in ontwikkelingslanden kan ze levens redden.
Dankzij het performante Belgische zorgsysteem en onze reputatie op het vlak van AI-onderzoek hebben we heel wat troeven in handen om hierin belangrijke stappen te zetten. Bovendien zijn we voor deze toepassingen liever niet afhankelijk van buitenlandse spelers, toch?
Maar zijn mensen überhaupt bereid om te vertrouwen op de aanbevelingen van een computer, ook al beschikt die over alle relevante medische en niet-medische data én de inzichten van artsen van over de hele wereld? Ik geloof van wel, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Toegankelijkheid is een eerste vereiste. Als AI-consultaties eenvoudig en snel via een smartphone of televisiescherm geïnitieerd kunnen worden, zullen mensen er al vlug de voordelen van inzien. Inzicht in hoe beslissingen tot stand komen, is eveneens belangrijk: patiënten willen weten waarom een bepaalde diagnose gesteld wordt. Ook voor de artsen die de technologie superviseren, is dat cruciale feedback. Privacy is een andere factor. Net zoals een dokter gebonden is aan het beroepsgeheim, moeten patiënten weten dat hun data in goede handen zijn.
Maar wat uiteindelijk primeert, is keuzevrijheid. Hoe toegankelijk en performant een technologie ook is, je mag mensen geen keuze opdringen. Ze moeten zich goed voelen bij de geboden hulp en vertrouwen hebben in hoe een diagnose gesteld wordt.
Het is dus niet de bedoeling dokters buitenspel te zetten. Integendeel: de onderliggende algoritmes zouden patiënten met ernstiger aandoeningen en/of een nood aan intermenselijk contact eruit kunnen filteren, zodat artsen meer aandacht kunnen besteden aan mensen die dat écht nodig hebben.
Maar uiteraard mogen we niet blind zijn voor de resterende uitdagingen, zoals het kunnen raadplegen van patiëntendossiers en andere gezondheidsdata door AI-systemen, en de ontwikkeling van nog krachtiger algoritmes en computersystemen. Het zijn onderwerpen waarop onderzoekscentra als imec nu al inzetten.
Ik hoop dan ook dat onderzoekers, bedrijven, zorgpersoneel, ziekenfondsen en beleidsmakers het potentieel van AI in de eerstelijnszorg willen omarmen, en België hiermee op de wereldkaart zetten.
Dit artikel verscheen eerder als column in De Tijd.
Peter Peumans behaalde een doctoraat als elektrisch ingenieur aan Princeton University, en een bachelor- en masterdiploma aan de Katholieke Universiteit Leuven. Voor hij bij imec in dienst trad, was Peter Peumans professor Electrical Engineering aan de Stanford University. Hij ontving een NSF CAREER award en een Belgian-American Educational Foundation honorary fellowship. Hij is momenteel verantwoordelijk voor imec's strategie in gezondheid.
Gepubliceerd op:
28 november 2022