Met z’n allen naar de stad
Volgens cijfers van de Verenigde Naties zal in de toekomst (2050) bijna 70% van de wereldbevolking in steden samenleven. Vooral in Azië en Afrika zullen de grootste veranderingen gebeuren. Maar ook elders in de wereld, is die trend naar verstedelijking duidelijk aanwezig.
In de ontwikkelde en dichtbevolkte landen betekent dit het opgeven van ‘de villa met grote tuin’. Die situatie is trouwens ook onhoudbaar. We hebben meer bossen en groene ruimtes nodig - als groene long voor onze planeet – en dan kunnen we niet iedereen zijn eigen lapje tuin geven. Dus kunnen we ons maar beter efficiënter gaan organiseren en samen in steden gaan wonen, dicht bij ons werk, de school, ontspanningsmogelijkheden en winkels. Om ook in de stad zoveel mogelijk ruimte vrij te maken voor bomen en parken – goed voor luchtkwaliteit en infiltratie van regenwater – is hoogbouw de beste oplossing.
Er zijn mogelijkheden genoeg om bestaande steden aan te passen zodat er meer mensen kunnen wonen, in alle rust, met genoeg groen in de buurt, met mogelijkheden om zich efficiënt te verplaatsen. Technologie zal hier een belangrijke rol in spelen zoals je zal zien in de voorbeelden die volgen.
Er werden al pogingen gedaan om ‘de ideale stad’ van nul op te bouwen, maar zonder veel succes. Denk aan Brasilia, ontworpen door de briljante architect Oscar Niemeyer en uit het niets opgebouwd in 1956. Over elk detail werd nagedacht en de nieuwste inzichten inzake steden(bouw) werden er toegepast. En het werd een prachtige stad, maar geen ‘bruisende’ stad. Het werd een illustratie van de gevaren van het utopische over-inrichten en -organiseren. Ook de bekende ‘spooksteden’ in China – onderdeel van het Chinese megaplan om 300 miljoen Chinezen van het platteland naar de stad te verhuizen – zijn een voorbeeld van nieuwe steden waar niemand wil gaan wonen. Het lijkt dus beter om steden organisch te laten groeien, al brengt dat natuurlijk heel wat uitdagingen met zich mee i.v.m. het herdenken van bepaalde ruimtes en bestemmingen in de stad.
Mobiliteitsapp vervangt onze auto
Een van de uitdagingen waar de grote steden van vandaag mee te maken krijgen, is koning auto. Auto’s nemen heel veel plaats in: parkeerplaats ’s nachts, parkeerplaats overdag, rijstroken in de stad. Dat is veel ‘betonnen oppervlakte’ die je eigenlijk niet wenst in een groene stad. Tegen 2035 zullen we niet meer gebrand zijn op onze eigen auto. We zullen meer gebruik maken van deelvoertuigen. Dat kunnen auto’s zijn, maar ook (bak)fietsen, steps, scooters, enz. Dit aangevuld met bussen, metro’s en treinen.
Een heel divers aanbod voertuigen dus, maar daarin schuilt ook het gevaar. Er ontstaan heel veel aanbieders van die deelfietsen, en -auto’s. En met de kaart van aanbieder x kan je geen fiets van aanbieder y huren. In die ‘chaos’ zal orde komen.
We zullen niet meer betalen voor deelfietsen van x, maar voor ‘mobiliteit’. Er zullen dienstenleveranciers komen die alle verschillende deel-vervoersmiddelen integreren in één systeem en ons ‘mobility as a service’ aanbieden.
Via een app geef je locatie en bestemming in, en je krijgt voorstellen over hoe er te komen. De verschillende leveranciers van deelvoertuigen stellen alle info en hun ticketingsysteem open voor de app en krijgen hun percentage indien gebruik gemaakt wordt van hun voertuigen. Er kunnen wel nog verschillende mobiliteitsapps bestaan, maar met een andere focus, bv. B2B, gericht op groene mobiliteit, enz. Vandaag heb je bv. al Olympus en Whim als integratie-apps.
Een ander probleem met dit divers aanbod vervoersmiddelen, is dat hun populariteit zo snel kan toenemen dat ze een belasting worden voor de stad. Denk bv. aan de elektrische fietsen of elektrische (deel)steps (bv. Troty en Bird) die momenteel heel populair zijn in België en Amerikaanse en Europese steden. De snelle pop-up van dergelijke voertuigen staat haaks op de meer statistische stedelijke planning, die typisch voor de komende 5-10 jaar wordt vastgelegd.
Smart City-technologie kan hier een oplossing zijn om de statische bestemming van plaatsen flexibel te maken, afhankelijk van weersomstandigheden, moment van de dag, verkeersdrukte enz.. Bijvoorbeeld: middelste rijbaan verandert van richting ’s morgens en ’s avonds, autobaan wordt fietspad ’s morgens in buurt van school, parkeerplaats wordt basketplein in weekends enz. Dankzij het verzamelen van data, het visualiseren van verkeersstromen, het centraal aansturen van digitale borden boven de weg, het automatisch plaatsen en weghalen van blokkades enz. kan de stedelijke planning meer flexibel worden.
Elke wijk zijn brievenbus 2.0
Het zijn niet enkel onze eigen auto’s die de stad innemen vandaag, ook de leveringsvoertuigen voor de pakjes die we online kopen. Ook hier zit je met het probleem van de verschillende leveranciers die soms op dezelfde plaats pakjes gaan afleveren. Er is nog heel veel ruimte om deze urban logistics efficiënter te maken en dit transport zal in de toekomst zeker geïntegreerd worden in één systeem.
Ook zullen de transportvoertuigen niet meer aan elk individueel huis gaan leveren. Er zullen microhubs van brievenbussen komen per wijk. Het zijn tweerichtings-brievenbussen: je kan er je was inzetten voor de ene dienstenleverancier en je boodschappen worden erin geleverd door een andere leverancier. Maar alles via één geïntegreerde leveringsdienst. Je ziet dat vandaag al met de bringme-kasten die flexibel gebruikt worden door verschillende gebruikers en leveranciers om bestelde pakjes te ontvangen.
De wintercollectie is uit, allen naar de 3D-printer
Een andere manier om de urban logistics te verlichten, is door lokaal te produceren. Denk aan serres op supermarkten, stadstuintjes, vertical farming enz. Maar ook kleding kan lokaal geproduceerd worden. Door 3D-printercentra te voorzien in de stad, kan kleding naar behoefte geproduceerd worden, en op maat. Dat zou een enorme sprong voorwaarts zijn voor het milieu door massaproductie tegen te gaan, maar de kleding zou ons ook beter passen. Denk bv. aan mensen in een rolstoel die een broek kunnen laten maken die veel beter past rekening houdend met hun handicap.
Gaan we dan afscheid moeten nemen van de prachtige designerwinkels in de stad? Zeker niet. We kunnen nog altijd prachtige etalages hebben waar je de kleding kan gaan bewonderen. Maar bij het 3D-printingcentrum laat je jouw ‘Dries Van Noten’ jas - collectie winter 2018 nr.5 perfect op maat maken, in de gewenste kleur. Vandaag zie je die trend naar personalisatie al bij de sportschoenen van bv. Nike. Maar als we die dan niet de halve wereld moeten laten rondreizen tot aan onze huisdeur, wordt de planeet er ook beter van.
Hoe draagt imec bij aan deze toekomst?
Imec onderzoekt in haar City of Things-programma hoe technologie kan helpen om steden leefbaarder te maken. Daarvoor werkt imec samen met bedrijven, overheden, onderzoekscentra en interageert ze met burgers. Imec ontwikkelt zo bijvoorbeeld sensortechnologie en dataverwerking en -visualisatie voor de stad van de toekomst. De sensoren kunnen luchtkwaliteit meten of de kwaliteit van het rivierwater. Ook het waterpeil (project met brandweer Antwerpen) kan ik het oog gehouden worden. De kwaliteit en betrouwbaarheid van de sensoren is natuurlijk belangrijk, maar hun communicatie met elkaar en met de buitenwereld is zeker zo belangrijk. Daarom zet imec ook in op onderzoek naar IoT-netwerken en 5G. Er wordt ook veel belang gehecht aan realtime open data en gedeelde referentiemodellen, zodat steden en actoren gemakkelijk kunnen samenwerken en zodat oplossingen – bestaande en nieuwe – compatibel zijn. Meer info over imecs onderzoek voor de stad van de toekomst vind je hier.
Dit artikel is onderdeel van een speciale editie van imec magazine. Naar aanleiding van imecs 35-jarig bestaan vormen we ons een visie van hoe technologie onze maatschappij zal vormen in 2035.
Jan Adriaenssens is directeur van City of Things bij imec. Hij is gefascineerd door de rol en impact van technologie in en op de samenleving. Jan studeerde wiskunde in Antwerpen en filosofie in Londen. Hij deed ervaring op met innovatiebeleid als senior onderzoeker bij de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie, waar hij startte als adviseur. Later ging hij aan de slag als adjunct-stafchef bij de Vlaamse minister van Innovatie. Vervolgens ging Jan werken bij het onderzoekscentrum iMinds (dat in 2016 samenging met imec), eerst als directeur Strategie & Innovatie en later als vice-president Policy & Society. Na de fusie van imec-iMinds werd hij verantwoordelijk voor het imec City of Things-programma: een ambitieus woonlab en technologielaboratorium.
Gepubliceerd op:
7 januari 2019