De imec.smartcitymeter 2021 – editie mobiliteit
Met 2.179 waren ze, de op basis van een steekproef gekozen Vlamingen van 18 jaar of ouder die in juni 2021 de vragenlijst invulden van imec en SMIT, een imec-onderzoeksgroep aan de VUB. In de Smart City Meter van 2021 ligt de focus op mobiliteit. Heel wat bestaande technologische toepassingen richten zich namelijk al op mobiliteit. Denk aan navigatiesystemen, applicaties voor openbaar vervoer of deelsystemen, intelligente verkeerslichten en verkeerscamera’s.
Anne-Marie Van Asbroeck, programmaleider mobiliteit en logistiek bij imec en Jan Adriaenssens, directeur City of Things bij imec geven duiding en achtergrond bij enkele opvallende stellingen uit de Smart City Meter 2021.
9 op 10 respondenten staat positief tegenover méér technologische hulpmiddelen in het verkeer.
Anne-Marie Van Asbroeck: “Dat is natuurlijk heel positief nieuws voor onderzoekers, bedrijven en beleidsmakers. Ik zie de eindgebruikers van mobiliteitstechnologie dan ook als de ultieme klant. En de uitkomsten van deze bevraging als peiling van hun behoeften, sentiment en kennis. Het is aan bedrijven en overheden om daar de juiste producten en diensten tegenover te zetten. En daarbij zo klantgericht mogelijk te werken. Om daarna opnieuw te gaan meten of deze ingrepen wel degelijk inspelen op de behoeften van de eindgebruikers en het verwachtte effect hebben gehad.”
Jan Adriaenssens: “Je kan gebruikers ook niet bevragen op wat ze precies willen als de oplossingsmogelijkheden onbekend zijn voor hen. Als Henri Ford of Steve Jobs aan mensen hadden gevraagd wat ze moesten bouwen, hadden ze nooit een auto of smartphone uitgevonden, maar een sneller paard en een krachtigere gsm.”
Toch hebben 56% van de respondenten die openbaar vervoer als primair vervoersmiddel gebruiken nog nooit via een app vervoersbewijzen gekocht. En 83% van de regelmatige automobilisten uit de studie zeggen dat ze nog nooit een andere vervoersapp gebruikt hebben dan die voor navigatie.
Jan Adriaenssens: “Het geloof in de meerwaarde van technologie vertaalt zich inderdaad nog niet altijd in een even frequent gebruik ervan. Zo zijn navigatietoepassingen ondertussen gemeengoed, maar vinden minder mensen de weg naar mobiliteitsapps om parkeertickets te kopen of de dienstregeling van het openbaar vervoer te checken. Dat heeft voor een deel te maken met behoeften. Als je geen deelsteps gebruikt of nooit met de auto moet parkeren, heb je die apps natuurlijk niet nodig. En navigatiesystemen bieden ook al veel informatie over openbaar vervoer. Maar een belangrijkere verklaring voor het lage gebruik heeft toch ook te maken met gebruiksgemak. Zo vindt slechts de helft van de respondenten het gemakkelijk of zeer gemakkelijk om een parkeerticket te kopen via de smartphone.”
Anne-Marie Van Asbroeck: “Ik denk dan aan de principes van universeel design. Die zijn opgesteld om producten en technologie toegankelijk te maken voor iedereen, inclusief bijvoorbeeld ouderen of mensen met een beperking. In een ideaal geval probeer je die principes niet alleen toe te passen om technologische toepassingen zo eenvoudig mogelijk te maken voor die doelgroepen, maar voor iedereen. Want elke stap die je als gebruiker moet nemen, is er eigenlijk eentje te veel. En dan valt het inderdaad op dat je een ticket voor De Lijn kan kopen met een eenvoudige sms en voor je parkeerticket eerst moet registreren en inloggen. Bijvoorbeeld banken besteden heel veel aandacht aan een goed universeel design van hun mobile banking apps. En versterken bovendien hun klantenbinding door extra functies, zoals voor mobiliteit, in te bouwen in deze apps waar we al vertrouwd mee zijn.”
Tot 60% van de respondenten is bovendien in meer of mindere mate terughoudend om verplaatsingsgegevens te delen om het verkeer beter te kunnen sturen.
Anne-Marie Van Asbroeck: “Behalve gebruiksgemak, is vertrouwen creëren dan ook een heel belangrijk aspect van de klantgerichtheid waar we het al over hadden. En vertrouwen is een delicaat begrip, dat volgens mij heel sterk samenhangt met eerlijkheid en transparantie. Als het gaat om vertrouwen richting overheden is er toch een terughoudendheid. Dat blijkt in zekere mate uit het lage aantal respondenten dat vindt dat de overheid verkeersapps moet ontwikkelen.”
Jan Adriaensens: “Al moeten we ook toegeven dat de meeste gebruikers veel van hun data al zonder veel bezwaar delen met privébedrijven, bijvoorbeeld voor navigatie-applicaties zoals Waze of Google maps. En uit de cijfers blijkt ook dat onze terughoudendheid niet alleen met vertrouwen te maken heeft, maar ook heel erg samenhangt met de specifieke context en applicatie. Zo zie je dat de bereidheid om te investeren in intelligente verkeerslichten voor hulpdiensten (71%) veel groter is dan voor fietsers en voetgangers (57%) of voor openbaar vervoer (54%). Je kan dus zeker stellen dat acceptatie van verkeerstechnologie erg samenhangt met kennis en transparantie over de meerwaarde die de technologie creëert.”
Anne-Marie Van Asbroeck:
“Locatiegegevens zijn wel degelijk persoonsgegevens en dus zijn mensen terecht bewust bezig met het al dan niet willen delen ervan."
"En omdat mensen kritisch staan ten opzichte van overheden, moeten die extra hun best doen. Ik sprak laatst nog een verkeersexpert uit Nederland, waar ze al vrij ver staan in het uitrollen van gepersonaliseerde diensten en informatie, en die gaf ook aan dat je als overheid de lat extra hoog moet leggen: de informatiekwaliteit en dienstverlening moet dusdanig zijn dat de eindgebruiker de meerwaarde meteen aanvoelt. Het is de beste manier om het vertrouwen van de eindgebruiker te winnen.”
Jan Adriaenssens: “Niet onbelangrijk in deze context zijn ook de concrete plannen in het Vlaamse Mobilidata-programma om tegen eind 2023 over heel Vlaanderen intelligente verkeerslichten uit te rollen. Als je daar als weggebruiker gebruik van wil maken, zal je voor een aantal toepassingen ook je locatiegegevens moeten delen via je smartphone of via een ingebouwde applicatie in je auto of ander voertuig. Dat gaan weggebruikers dus enkel doen als ze de onmiddellijke meerwaarde inzien, bijvoorbeeld doordat ze vaker groen hebben als automobilist, fietser of voetganger. En als ze vertrouwen hebben in de technologie. Hoewel dit concrete plannen zijn waar we veel van verwachten heeft de meerderheid van de weggebruikers er op dit moment waarschijnlijk zelfs nog nooit over gehoord. En dan kan je ook niet verwachten dat ze er uitgesproken positief tegenover staan.”
Ook over mobility-as-a-service (MaaS) applicaties hebben 53,6% van de respondenten nog nooit gehoord en nog eens 44% anderen hebben er nog nooit een gebruikt. Terwijl dat toch ook een trend is waar mobiliteitsexperts veel van verwachten.
Jan Adriaenssens: “Mobility-as-a-service is inderdaad vakjargon en een verzamelnaam voor allerlei apps en toepassingen die de diensten van een verscheidenheid aan aanbieders kunnen combineren. Denk aan een app waarmee je niet alleen een deelstep kan huren van een privaat bedrijf, maar ook de dienstregeling van het openbaar vervoer kan checken, plannen en betalen en een parkeerplaats reserveren en betalen voor je wagen. Dergelijke applicaties maken een snelle ontwikkeling door en zijn volop in opmars. Maar ik denk dat ‘onbekend is onbemind’ in dit geval zeker een factor is van hun nog erg lage populariteit, naast de nood aan een radicaal gebruiksgemak én de opname van véél dienstverleners.”
Anne-Marie Van Asbroeck: “Al is dit ook wel weer een voorbeeld waarbij klantgerichtheid en hoge kwaliteit van dienstverlening een belangrijke rol spelen. Overheden en bedrijfsleven kunnen een belangrijke bron van ondersteuning vormen voor de verdere doorbraak van deze toepassingen. Zo zijn de vereiste data op dit moment nog grotendeels een kluwen van bronnen van individuele aanbieders die van bedrijf tot bedrijf of van stad tot stad anders georganiseerd zijn. De overheid kan hierin een belangrijke faciliterende positie innemen om dit onderling beter op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat de data beter vindbaar, toegankelijk en gestandaardiseerd geraken. Zo kan de kwaliteit van de informatie en de dienstverlening via MaaS apps verbeteren. Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor het bedrijfsleven als werkgever. In toenemende mate zie je alternatieven opduiken voor de klassieke bedrijfswagen in de vorm van mobiliteitsbudgetten en meer flexibele ondersteuning voor meer dan één vervoersmiddel. De promotie van deze alternatieven door werkgevers zal het gebruik van deze apps zeker doen toenemen.”
Is dat de reden waarom het gebruik van de elektrische fiets stijgt en dat van openbaar vervoer daalt? Er zijn inmiddels zowat evenveel respondenten met een elektrische (10,2%) als met een ‘gewone’ fiets (11,6%).
Anne-Marie Van Asbroeck: “Het feit dat de wetgeving en werkgevers de elektrische fiets promoten door middel van fiscaal interessante leasingformules speelt ongetwijfeld een rol in de populariteit ervan. En ook de investeringen in infrastructuur zoals fietssnelwegen zijn niet onbelangrijk. De keuze voor een vervoersmiddel hangt heel erg samen met de voorzieningen die je treft om het gebruik ervan aantrekkelijk te maken. Zodra je je infrastructuur meer gaat inrichten ten voordele van openbaar vervoer of fietsen, gaan mensen die vervoersmiddelen ook automatisch meer gebruiken.
Jan Adriaenssens: “Maar er zit meer achter dan dat. Ook het effect van de COVID-19-pandemie lijkt erg bepalend in de huidige cijfers. Veel minder dan voorheen waren mensen geneigd om met veel passagiers in de beperkte ruimte te gaan zitten van trein, tram of bus. En een aantal van hen hebben de elektrische fiets ontdekt om grotere afstanden te overbruggen dan ze met hun klassieke fiets konden; of als filevrij en betaalbaar alternatief voor de auto. Voor mij zal de elektrische fiets en de elektrische bakfiets de grote disruptor blijken de komende jaren.”
Anne-Marie Van Asbroeck: “Het openbaar vervoer lijkt inderdaad wel als voornaamste vervoersoplossing de klappen te voelen van de pandemie. Al is het ook wel een sector waar ik heel weinig vooruitgang heb gezien op het vlak van digitalisering om op deze nieuwe realiteit in te spelen. In veel andere sectoren, zijn we digitale hulpmiddelen echt gaan omarmen en kenden de aanbieders ervan een ongekende groei. Denk aan thuiswerk, online vergaderen en events. Ik bedoel dat zeker niet als vingerwijzing naar het openbaar vervoer maar het blijft objectief gezien natuurlijk wel een gemiste kans.”
Fietsen is ook gezond en goed voor het milieu. Verklaart dat ook de opkomst van de populariteit ervan?
Anne-Marie Van Asbroeck: “Deels, maar minder dan je zou verwachten. Uit de cijfers blijkt dat respondenten bij de keuze van hun primair vervoersmiddel vooral kiezen voor comfort en gebruiksgemak (scores tot 80% en hoger), terwijl argumenten zoals prijs (52%) en duurzaamheid (40%) onderaan de ladder blijven. Mensen willen met andere woorden een oplossing die veilig, comfortabel en altijd beschikbaar is.”
Jan Adriaenssens: “Een belangrijke kanttekening is wel dat 58% van de respondenten in gemeenten woont en nog eens 19% in kleinere steden. De focus van deelsystemen en nieuws over mobiliteitsplannen is vaak gericht op grotere centrumsteden, maar we mogen niet vergeten dat het merendeel van de mensen niet in een centrumstad woont. We kunnen dus niet zomaar verwachten dat iedereen de auto aan de kant gaat laten staan en op de deelstep gaat springen. De elektrische fiets biedt hier wél mooie kansen, en ik zie daar nog enorm veel potentieel. We zullen in onze steden wel veel extra plaats moeten vrijmaken om deze elektrische fietsen minstens even comfortabel te parkeren als nu met de auto kan.”
Anne-Marie Van Asbroeck: “Ik denk dat dit voor mij de essentie van deze studie heel goed samenvat: weggebruikers staan positief tegenover de mogelijkheden van technologie en zijn ook best bereid om over te stappen naar alternatieve vervoersmiddelen. Maar je moet ze overtuigen vanuit de juiste insteek. En die steunt op kwaliteit, klantgerichtheid, vertrouwen en comfort. De elektrische fiets is daar een mooi voorbeeld van. Mensen kiezen die in de eerste plaats misschien niet voor het milieu of hun gezondheid, maar omdat het een comfortabele oplossing is, die vaak al betrouwbaarder is dan de door fileleed geplaagde auto. En omdat de fietsinfrastructuur ook steeds ruimer en veiliger beschikbaar is, stappen ze toch makkelijk over. Overheden hebben volgens mij de taak om vanuit hun beleidsdoelstellingen oplossingen te faciliteren die tegemoetkomen aan de behoeften van ‘de klant’ - hoe latent deze ook is - en dan tegelijk een inherente meerwaarde vormen voor het beoogde beleid. Als we de weggebruiker op die manier verder kunnen ‘nudgen’, zie ik de toekomst van onze mobiliteit heel rooskleurig in.”
Meer weten
- Download hier de volledige imec.smartcitymeter - editie Mobiliteit
- Bekijk hier een samenvattende presentatie van de imec.smartcitymeter - editie Mobiliteit
- Ontdek de website van het Mobilidata programma en een introductiefilm ervan
Anne-Marie beheert het Mobilidata-programma bij imec. Ze werkt daarvoor rechtstreeks samen met de Vlaamse overheid. Anne-Marie is ook verantwoordelijk voor het aansturen van een programma en team van experten mobiliteit & logistiek binnen imec. Ze beschikt over 20 jaar ervaring in leidinggevende en managementfuncties, zowel in overheidsinstellingen als in technologiebedrijven en start-ups. Zij was in haar loopbaan betrokken bij productbeheer, marketing, projectbeheer en consulting. Zij heeft succesvolle teams samengesteld in Europa en de VS, onder andere bij IBM, de Haven van Antwerpen en NGDATA.
Jan Adriaenssens is directeur publieke technologie bij imec. Hij onderzoekt welke rol technologie constructief kan spelen in de maatschappij. Jan studeerde wiskunde in Antwerpen en filosofie in Londen. Hij deed vervolgens ervaring op met wetenschaps- en innovatiebeleid bij de Vlaamse overheid. Hij ging vervolgens aan de slag bij het onderzoekscentrum iMinds, dat in 2016 fuseerde met het onderzoekscentrum imec, waar hij begon als directeur van het City of Things programma. Als directeur publieke technologie geeft hij richting aan het technologisch onderzoek van imec in samenwerking met de publieke sector, bijvoorbeeld over onderwerpen zoals steden, duurzaamheid, mobiliteit en logistiek.
Gepubliceerd op:
14 maart 2022