Ik hoop – nog altijd – dat mijn dochters geen rijbewijs meer nodig zullen hebben. Maar ik ben anders gaan nadenken over de reden waarom. Lange tijd dacht ik dat zelfrijdende wagens een rijbewijs overbodig zouden maken, maar nu ben ik ervan doordrongen dat het om een heel andere reden moet zijn. En dan verwijs ik naar een social media post van Marco te Brömmelstroet, ook bekend als de fietsprofessor: ‘We hebben geen behoefte aan auto’s zonder bestuurder. We hebben dringend behoefte aan meer bestuurders zonder auto.’
Toen ik in 2016 een blogpost las van Dries Buytaert, oprichter van de open-source websoftware Drupal, was er een zin die me altijd is bijgebleven. Daarin schrijft hij dat hij hoopt dat zijn kinderen, toen 6 en 8, nooit een rijbewijs nodig hebben, omdat er overal veilige, zelfrijdende wagens zouden rondrijden. Nu mijn dochters die leeftijd hebben, hoop ik voor hen hetzelfde, maar dan om een heel andere reden. De zelfrijdende wagen heeft ontegensprekelijk veel voordelen op vlak van veiligheid en comfort. Maar toch beschouw ik het niet als zaligmakende oplossing voor onze toekomstige mobiliteit.
Ik ervaar dagelijks, professioneel en privé, een nood aan de herwaardering van wat we kennen als ‘de bebouwde kom’. Zelf noem ik dit liever ‘de bewoonde kom’. Voor de algehele opkomst van de wagen – en dat is met drie of vier generaties minder ver in het verleden dan je zou denken – was dit een omgeving waar mensen elkaar heel vaak opzochten. Kinderen die spelen, buren die een praatje maken, een wekelijkse markt…: die speelsheid in onze bewoonde kommen is erg in verdrukking geraakt
Als je kijkt naar hoe we deze ruimte hebben ingericht voor autoverkeer, is dat ook niet verwonderlijk. Wanneer je dat zou herontwerpen, krijg je automatisch weer meer mensen die gaan wandelen, elkaar ontmoeten of andere vervoersmiddelen gaan gebruiken. De Covid-pandemie is hier een uniek laboratorium voor geweest, waarbij steden in binnen- en buitenland hun openbare ruimte hebben herverdeeld in het voordeel van fietsers en voetgangers. En er zijn ook heel mooie projecten waarbij bijvoorbeeld parkeerplaatsen plaatsmaken voor terrassen, groen of bankjes. Stadsarchitecte Marianne Lefever wees me onlangs op de taalkundige invulling van de woorden ‘weg’ en ‘straat’. Een weg is voor haar een manier om van a naar b te geraken, terwijl een straat vooral ook een plek is om te verblijven. Dat ‘straatgevoel’ behouden of terugbrengen vind ik essentieel bij het uittekenen van toekomstige mobiliteit
De auto mag dan geen vanzelfsprekendheid meer zijn in onze bewoonde kommen. Voor veel van ons lijkt dat misschien ondenkbaar. Maar cijfers wijzen uit dat het aantal uitgereikte rijbewijzen in België jaarlijks afneemt en dat vooral jongeren steeds minder met de auto rijden. Als we deze trends kunnen vasthouden terwijl deze generatie opgroeit, zijn we mogelijk al heel dicht bij de eerder geschetste toekomst.
Let op: ik blijf ervan overtuigd dat technologie een essentiële rol zal hebben in het oplossen van zowat alle maatschappelijke uitdagingen. Maar dan moeten we wel de randvoorwaarden en uitgangspunten scherp definiëren. Bijvoorbeeld: hoe vinden we een optimaal evenwicht tussen individuele en collectieve mobiliteit? En tussen eigen voertuigen en deelsystemen?
Enrique Peñalosa, voormalig burgemeester van Bogota, stelt dat de meest ontwikkelde landen niet gekenmerkt worden doordat de armste mensen een auto hebben, maar doordat de rijkste mensen het openbaar vervoer nemen. Japan is daarin voor mij nog altijd een koploper. Met treinen die zelfs over lange afstand rijden met een frequentie van tien minuten en zo goed als altijd stipt op tijd zijn. Dergelijke oplossingen zullen essentieel zijn om ons van de ene naar de andere bewoonde kom te verplaatsen. Ook voor zelfrijdende auto’s zie ik voor deze langere verplaatsingen duidelijk een toekomst. En als de auto dan grotendeels verdwijnt uit de bewoonde kom kunnen andere vormen van transport daar aan belang winnen. Kortom: voor de duurzaamheid van onze mobiliteit zou het een zegen zijn als we oplossingen vinden waarvoor niemand nog een rijbewijs nodig heeft.
Deze bijdrage is een antwoord op de vraag 'waar bent u anders over gaan nadenken?' van Beste-ID, een stichting die als doel heeft de intellectuele uitwisseling in Nederland en Vlaanderen te versterken. De vraag werd beantwoord door 75 vooraanstaande wetenschappers en denkers, uit alle disciplines. Deze bijdrage verscheen ook op Knack.be.
Jan Adriaenssens is directeur publieke technologie bij imec. Hij onderzoekt welke rol technologie constructief kan spelen in de maatschappij. Jan studeerde wiskunde in Antwerpen en filosofie in Londen. Hij deed vervolgens ervaring op met wetenschaps- en innovatiebeleid bij de Vlaamse overheid. Hij ging vervolgens aan de slag bij het onderzoekscentrum iMinds, dat in 2016 fuseerde met het onderzoekscentrum imec, waar hij begon als directeur van het City of Things programma. Als directeur publieke technologie geeft hij richting aan het technologisch onderzoek van imec in samenwerking met de publieke sector, bijvoorbeeld over onderwerpen zoals steden, duurzaamheid, mobiliteit en logistiek.
Gepubliceerd op:
2 januari 2023